Nederland is opvallend vaak de ideale springplank voor de internationale doorbraak van ontluikende popsterren. Tom Steenbergen schreef er het boek Popparadijs Nederland over, dat deze week uitkomt.
Een van de wereldsterren die hij de revue laat passeren, is Madonna, de Queen of Pop die in de winter van 1984 voor het eerst naar Amsterdam komt. En dankzij Nieuwe Revu een fotoshoot doet die legendarisch zal worden.
Zondag 22 januari 1984 is een uitzonderlijke ijzige dag met een gemiddelde temperatuur van -3 °C en een gevoelstemperatuur van -8,4 °C. De zon laat zich de hele dag niet zien. Na een nacht met veelal matige vorst, komt het die dag voor het eerst tot sneeuwval. De meeste sneeuw valt in een strook over het Rijnmond-gebied, het Westland en de regio Amsterdam.
Op deze koude winterochtend staan WEA Records-labelmanager Fred Schröder en press & promotions-manager Jan Abbink in alle vroegte op Schiphol te wachten op de aankomst van een vlucht uit New York met aan boord een totaal onbekend zangeresje. Fred heeft onderweg nog een bosje bloemen weten te bemachtigen bij een benzinestation. Hij was daags tevoren gebeld door Seymour Stein, de grote baas van Sire Records, in Nederland vertegenwoordigd door WEA Records, met de woorden ‘Take good care of my baby, she is my top priority!’
Het jonge zangeresje luistert naar de naam ‘Madonna’. Fred noch Jan hadden ooit van haar gehoord, maar ze kenden Seymour Stein als een man die wel vaker grote woorden gebruikt. Ze balen dat ze op zondag moeten werken en zullen wel zien hoe het uitpakt.
Een klein fragiel meisje
Uiteindelijk komt Madonna, een klein fragiel meisje, door de douane in het gezelschap van een danseres en een danser. De laatste blijkt haar jongere broer Christopher te zijn. Naast haar een enorme stapel koffers. Jan stelt zichzelf en Fred voor. Fred overhandigt haar de bos ruikers die ze meteen aan de danseres geeft. Zonder een woord van dank wijst ze op de grote stapel koffers en zegt: ‘Carry my suitcases!’ Jan en Fred kijken elkaar aan. Gelukkig is er een limo geregeld die hen naar het Sonesta Hotel in Amsterdam brengt.
Jan Abbink, wel gewend om met buitenlandse artiesten te werken, vertelt: ‘We hebben haar in het hotel afgeleverd en haar verteld wat we de komende twee dagen aan promotie zouden doen. Op maandag hadden we wat interviews gepland. Maar ondanks alle moeite die we daarvoor deden, bleken geen van de grote muziek- en dagbladen – laat staan de publieke omroep – ook maar enigszins geïnteresseerd te zijn in, wat zij aan de hand van de foto’s die ik had gestuurd, dit “huppelkutje” noemden.’
Lees het volledige artikel op REVU (premium artikel)